Roodkapje
Het is koud, heel koud! Oké, ik overdrijf waarschijnlijk een beetje, want alles onder de 10 graden vind ik eigenlijk al onacceptabel. “Hey Nien, ga je mee wandelen in het bos?” Weni, mijn schoolpleinmoedervriendin, kijkt me met een ondeugende blik aan. Ze weet natuurlijk dat mijn antwoord nee is, want ik ben altijd druk, heulllll erg druk! Veel te druk om te wandelen in een bos. En zeker in een enorm, doodstil bos waar niemand anders loopt, waar zij zo van houdt. “Uhm, nou ik heb nog wel een inspreekklusje wat echt af moet,” stamel ik als excuus. (Niet eens gelogen) Ze kijkt me aan met een blik van 'Wat lul jij nou?' en ik weet dat het onzin is; een uurtje wandelen kan best. Eerlijk, het zou zelfs heel goed zijn, want na twee jaar niet sporten en een fikse longontsteking, voel ik me een ronde bitterbal op pootjes. “Oké, ik ga mee!” Floep ik er enthousiast uit. “Echt waar?” Vraagt ze vol ongeloof. “Ja, tuurlijk!” Roep ik. “Lekker gezond bewegen, hmmm!” “Ik hoop alleen niet dat we wolven tegenkomen.” Sputter ik nog wat tegen. Weni lacht me nog net niet uit, maar haar blik spreekt boekdelen.
We wandelen al snel het bos in waar we wat aardige mensen met honden tegenkomen, maar na een half uur zien we niemand meer. Niemand. Helemaal Fucking Nobody!!! Ik ben gewoon een aansteller, schiet het door mijn hoofd. Mijn vriendin loopt hier altijd; ze noemt het zelfs haar achtertuin. En dan gebeurt het...
“Kijk, ik zie daar een beest!” Roept Weni enthousiast. Ik kijk in de verte naar het punt waar zij ook naar staart en dan zie ik het ook; er beweegt iets op het smalle pad voor ons. Het dier blijft staan en kijkt onze kant op. Ik kan niet goed zien wat het is, maar er gaat een lichte schok door me heen. Is het een wolf? “Wat is het?” Vraag ik gehaast en ik hoor hoe mijn stem een beetje benauwd klinkt, en dat is niet te wijten aan een restantje longontsteking. “Een klein hertje denk ik,” zegt Weni. Er valt een kleine stilte en ik probeer het beeld scherp te krijgen. Shit, had ik nu maar mijn bril op; ik zie gewoon geen klap in de verte met deze lenzen. Lekker dan, een blinde bitterbal op pootjes. Dit wordt echt een rondje sportschool en opticien.
En dan weet ik het zeker. “Dit is geen hert...” Stamel ik. “Dit is een wolf!” “Denk je?” “Ja, wat denk jij dan?” “Ik denk dat je misschien wel gelijk hebt,” zegt ze. Mijn hart slaat ongeveer drie slagen over. Shit... mijn ergste angst wordt werkelijkheid. Ik denk aan mijn pa die altijd van die fijne verhalen meebrengt van de Hoge Veluwe, waar al meerdere mensen zijn aangevallen door een wolf. “Kom,” zegt Weni, ‘dan lopen we even wat dichterbij.” Ik kijk haar aan of ze echt compleet haar verstand heeft verloren. Wolven leven in roedels! “Dichterbij???? Dichterbij??? Ben je helemaal gek geworden??? We moeten rennen,” zeg ik. “Zo snel als we kunnen, wegwezen!” Ze moet heel hard lachen en kijkt me verbaasd aan. “Joh, die Wolfen hebben we ook in mijn land, die doen echt niets.’ Alsof ze het over een wilde haas heeft die toevallig op ons pad is gekomen. De eventuele wolf (kut lenzen) Kijkt onze kant op en loopt een beetje heen en weer over het midden van het pad. Hij staat nu op zo’n honderd meter van ons af. Ik check in een fractie van een seconde de bomen om ons heen, enorme dikke rechte stammen zonder takken, geen klimmateriaal en begin dan langzaam naar achter te lopen, mijn ogen gericht op de wolf. Weni loopt door. “Ben je gek geworden?!” Sis ik. “Kom, we moeten rennen!” Weni lacht en loopt verder. “Kom, we gaan even kijken,” zegt ze. “Maak een foto!” Gil ik. We moeten natuurlijk wel bewijsmateriaal voor het thuisfront. Ik vind haar stoer en mezelf een mega mietje. ‘Kom!” Roep ik nog een keer en draai me om en loop vast de andere kant op. Als ik uit zicht ben en zie dat Weni me volgt, zet ik het op een rustig drafje. ‘Niet rennen’ gonst het door mijn hoofd. Stel dat hij achter je aankomt, dan moet je energie over hebben om toch ergens in te klimmen. Het bos is bizar groot en heel in de verte hoor ik een weg, maar we blijken er daar niet uit te kunnen. We moeten terug en met een omweg lopen we achter de plek langs waar we de wolf hebben gezien. Ik pak een stevige stok van de grond en na een lange wandeling komen er drie oude mannetjes op mountainbikes langs. “Kijk maar uit hoor, we hebben net een wolf gezien!” Roep ik. De mannetjes kijken naar het lachende, ontspannen gezicht van mijn vriendin en blijven er bijna in, goeie grap!
We zitten aan tafel met een broodje ei en een kop thee. “Je gaat nooit meer mee hè?” zegt Weni teleurgesteld. “Nooit meer,” zeg ik. “Ik denk dat het een klein vosje was,” mompelt ze om te redden wat er te redden valt. De vos bij Nils Holgerson was ook niet lief, bedenk ik me. Ik denk alleen niet dat ze die kinderserie kennen in Ethiopië, dus houd ik wijselijk mijn mond. “We gaan de volgende keer gezellig high tea doen,” grijns ik.
Dan maar een bitterbal.
Een wolf in schaapskleren.
Die uitspraak zegt eigenlijk alles; wolven zijn niet te vertrouwen.
Niet op twee poten en zeker niet op vier!
Wat denk jij? Is het een wolf of een onschuldig vosje?
Reactie plaatsen
Reacties
Geweldig verhaal! Heel lang geleden ben je met je vader en mij in het bos geweest voor de bronst van de herten. Toen was je ook niet op je gemak hahaha. Wat een avontuur heb je beleefd!